Onze huidige regeling is een regeling waarbij de werkgever en werknemer een pensioenpremie inleggen in het pensioenfonds om een pensioenopbouw te realiseren. Wens vanuit de vakorganisaties is dat deze opbouw over zo’n 42 jaar tot je pensioen optelt tot 80% van je gemiddelde salaris.
Helaas hebben pensioenfondsen in de afgelopen jaren veel last gehad van de lage rente en de regels over hoe je je vermogen, de pensioenaanspraken en buffers mag berekenen. Dit hield in dat ondanks dat er ontzettend veel vermogen in het pensioenfonds aanwezig is, en we ook een hoge premie inleggen, we dit niet altijd terugzien in wat we aan pensioenaanspraken opbouwen.
Te weinig opbouw
Om dit uit te leggen, toch wat percentages. Als je 80% in 42 jaar moet opbouwen, betekent dat dat je een jaarlijkse pensioenopbouw van 1,9% nodig hebt. Dit halen we helaas de laatste jaren niet. Zo hebben we op dit moment een regeling die een jaarlijkse opbouw realiseert van 1,7%. En er waren momenten afgelopen jaar waarop het leek dat we met de huidige regeling vanaf 2023 maximaal 1,2% zouden opbouwen. Als dit gedurende 42 jaar gebeurt, bouw je dus niet 80% van je gemiddeld inkomen op maar slechts 50%. Dit is voor geen van de partijen acceptabel.
Omdat de markten en de renteontwikkeling zo onzeker zijn en wat we nu afspreken ook zal doorlopen in een overgang naar het nieuwe stelsel, is het van enorm belang om een nieuwe regeling af te spreken waarmee medewerkers naar verwachting 80% van het gemiddelde salaris op kunnen bouwen.
Opbouw 80% van gemiddeld loon
Er is gekeken of een pensioenregeling op basis van een premieregeling een beter alternatief is dan de huidige regeling. Een premieregeling is een afspraak over welke premie je in je pensioen inlegt, in plaats van welke opbouw je realiseert. Met je premie bereik je een rendement dat meer of minder dan je ambitie kan zijn. De premie die je gaat inleggen, kan op verschillende manieren worden vastgesteld. In ons geval is er expliciet gekeken naar een uitgebreide scenario-analyse waarbij het verwachte (middelste) scenario zou moeten leiden naar een opbouw van 80% van je gemiddeld loon over 42 jaar. Dat kan dus in 50% van die scenario’s hoger zijn, en in 50% van die scenario’s lager. Dit risico is volledig voor de deelnemer. Zowel in positieve als negatieve zin.
Om dit te kunnen bereiken is er afgesproken dat er een premie nodig is van 27% om een verwacht resultaat van 80% van je gemiddelde loon te realiseren.
Meer pensioen met lagere premie
Sommige goed ingevoerde collega’s weten dat de premie nu 34,5% bedraagt. Dan is de vraag hoe die in de nieuwe regeling nog maar 27% kan zijn, en toch wordt beweerd dat je naar verwachting een hoger pensioenresultaat zal realiseren. Hoe zit dat?
De werkelijke totale premie in de nieuwe regeling ligt overigens hoger, namelijk op zo’n 32%. Dit doordat de werkgever ook premie betaalt voor uitvoering van de regeling, verzekeringen (in geval van overlijden of arbeidsongeschiktheid) en compensatie. Dit was in de huidige regeling (behalve de compensatie) allemaal onderdeel van de 34,5%.
Met deze iets lagere premie ga je naar verwachting meer pensioen realiseren in de nieuwe regeling dan in de huidige regeling wordt verwacht. Dat je naar verwachting meer pensioen gaat ontvangen, komt doordat het echt een andere regeling is. Je weet zeker wat je gaat inleggen, maar weet minder zeker wat je echt aan pensioen gaat ontvangen. Maar het geld dat wordt geïnvesteerd in pensioen komt direct aan de deelnemer ten goede.
De huidige regeling werkt anders, omdat de aanspraak is gedefinieerd weet je wat je aan pensioen hebt opgebouwd. Helaas is deze regeling niet zo gegarandeerd als het op het eerste gezicht lijkt. Als de buffer onvoldoende is om eventuele tekorten op te vangen, kan je gekort worden op je pensioenuitkering. En als de rente erg laag is, waardoor pensioenopbouw duurder wordt dan de maximumpremie die is afgesproken, wordt je pensioenopbouw gekort.
Altijd dezelfde premie
Een ander element is dat er nu met de lage rentestand al jaren sprake is van de hoge maximale premies (aanvankelijk 36% en op dit moment nog 34,5%). Dit is echter niet een recht in een uitkeringsregeling. Je maakt immers een afspraak over de opbouw en niet over de inleg. In goede economische, of beter gezegd rente- tijden is er in deze regeling wellicht helemaal geen premie van 34,5% nodig, maar bijvoorbeeld 22%. En dan zal er ook 22% worden betaald.
Bij de nieuwe regeling is er voor iedereen altijd sprake van een premie van 27%. Ook als je daarmee meer opbouwt. De enige reden om deze mogelijk tijdelijk iets naar beneden bij te stellen is als je meer op gaat bouwen dan fiscaal van de wetgever mag. Maar dan wordt hij zodra dat kan wel weer gelijk teruggezet naar die 27%. Kortom, met de oude uitkeringsregeling was het vooruitzicht in november vorig jaar dat we 1,2% zouden gaan opbouwen.
Met de nieuwe premieregeling weten we zeker dat de premie die we inleggen volledig ten goede komt aan de individuele pensioenopbouw, en waarschijnlijk is het genoeg om een opbouw van 80% van je gemiddeld loon te realiseren.
Andere verschillen tussen oude en nieuwe regeling
In onze huidige regeling werd partnerpensioen, het pensioen dat in geval van jouw overlijden toekomt aan je partner, volledig opgebouwd met de ingelegde premie. Zo werd er 70% van het voor jou opgebouwde pensioen opgebouwd als partnerpensioen. Dat is niet mogelijk met een premieregeling. In deze regeling is het partnerpensioen verzekerd, waarbij de uitkering ingaat in geval van overlijden tijdens dienstverband.
Weinig verschil, zal je misschien denken. Alleen wordt de verzekering opgeheven als je je werkgever verlaat. Op zich geen probleem als je nieuwe werkgever ook een dekking geeft in de vorm van een verzekering. Wel een probleem als je geen andere werkgever meer hebt die deze dekking voor je regelt. In tegenstelling tot een partnerpensioen dat is opgebouwd, want die keert de opgebouwde waarde gewoon uit ook als je overlijden na uitdiensttreding plaatsvindt.
Deze wijziging is van toepassing vanaf 2023. Al het partnerpensioen dat je eind 2022 al hebt opgebouwd, blijft ongewijzigd en komt ook als je overlijdt na uitdiensttreding ten goede aan je partner. Qua kosten en complexiteit is dit uiteraard anders. Er zit als je uit dienst gaat dus een nadeel in. Maar ook is er geen alternatief, omdat er in een premieregeling altijd sprake is van een verzekerde dekking voor partnerpensioen. Dit is dus inherent verbonden aan de keuze voor deze regeling.
Lagere premie, meer loon
Er is stevig onderhandeld over de premie-inleg. De bonden zijn op hun standpunt gebleven dat er weliswaar een roep is om loon, maar dat dit niet ten kosten mocht gaan van een goede pensioenregeling. En zoals gezegd was het kader hiervoor 80% van je gemiddeld loon over 42 jaar opbouwen. De huidige regeling bouwt nu 71% op (bij 42 jaar 1,7% opbouw). Dat was voor een korte periode acceptabel, maar toen deze afspraak is gemaakt, was wel altijd de visie van de bonden om terug te gaan naar de eerdere afspraken. Om toch de medewerkers de mogelijkheid te geven om een keuze te maken voor minder pensioenopbouw, en daarmee meer loon, is er een optie ingebouwd om je pensioenpremie te verlagen en daarmee meer loon over te houden.
Als je hiervoor kiest, kom je op ongeveer een gelijke opbouw als nu. Je moet deze keuze wel bewust maken. Anders gaat de premie voor dat jaar gewoon volledig naar pensioen. Om dit mogelijk te maken is de bijdrage die je zelf betaalt aan pensioenpremie iets verhoogd. Namelijk van 3,5% naar 5,5%. Die 2% opbouw is dus optioneel geworden.
De premiepercentages zijn percentages die je betaalt over het salaris waar je pensioen over opbouwt. Dat is niet het volledige salaris wat je hebt. Zo bouw je bijvoorbeeld geen pensioen op over je EBB-budget, maar ook van je salaris wordt nog een deel afgetrokken. Waar je pensioen over opbouwt noem je je pensioengrondslag. Ga je kijken naar die 2% optionele premie over je pensioengrondslag, dan wordt deze ingehouden op je brutosalaris en is de impact op de hoogte van je nettosalaris voor iedereen verschillend. Of je deze 2% wilt inleggen in pensioen is dus de keuze die iedereen zelf kan maken in deze regeling.
Onderwerpen die nog meer toelichting nodig hebben
- De transitie van een doorsneepremie naar een vlakke premie.
- De huidige regeling wordt qua opbouw pas in oktober vastgesteld en we weten dus niet of het de 1,2% zou zijn van december, de 1,4% van maart of dat dit hoger of nog lager zou uitkomen, maar we weten wel dat dit een onzeker risico is om te nemen.
- De compensatie die nodig is en waar deelnemers recht op hebben voor deze afschaffing.
- Wat de regelingen betekenen (zowel oud als nieuw) voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel.
- Wat het nieuwe pensioenstelsel voor iedereen zal betekenen.
En nog veel meer. Hopelijk kunnen we dit in een volgend bericht verder uitleggen. Voor nu wilden we vooral iedereen in staat stellen om de belangrijkste verschillen en daarmee keuzes uit te leggen en daarmee zo veel mogelijk van de complexiteit en techniek weg te blijven.
Vragen?
Op 26 april op 17:00 uur organiseren we weer een Teams sessie met een aantal van de bestuurders en kaderleden. Hierbij de link om in te loggen via Teams en een iCalendar link om de sessie meteen in je agenda te zetten.
Ook kun je altijd een e-mail sturen naar: rabobonden@gmail.com